Geschiedenis – Doopsgezinden – Aardenburg

 Berenning van Aardenburg 1672

Aardenburg: de beginjaren

Al in de16e eeuw wonen er doopsgezinden in Aardenburg. Een eerste melding van een vergadering van doperse leden, tenhuize Jacques Pol, is er pas decennia later, in december 1614. Het gereformeerde stadsbestuur reageert prompt met een verbod op nieuwe bijeenkomsten: “alzoo den vorigen dag zekere onbehoorlijke vergadering van de secte der wederdooperen gehouden is ten huize van Jacques Tol, zoo hebben wij (= Baljuw en Schepenen) hun geïnterdiceerd zulks niet meer te plegen.”

Een beroep bij de Staten-Generaal bevestigt de vrije uitoefening van hun godsdienst. Toch blijven de gereformeerde kerkenraad en het stad bestuurde doopsgezinden lastigvallen en tegenwerken.

Omstreeks 1617 houden de doopsgezinden hun bijeenkomsten in een schuur nabij de Sint-Baafskerk. Door de vijandige houding van het stadsbestuur moeten ze vertrekken naar een andere schuur, wat verderop. In 1621 besluiten de Staten-Generaal de vesting Aardenburg te verkleinen. De schuur van de doopsgezinden moet plaatsmaken voor de aanleg van een nieuw wallenstelsel. Ze kiezen als nieuw vermaanhuis voor een schuur in Den Biezen aan de Lievestraat, buiten de stad.

In 1634 laait de strijd tussen Staatse en Spaanse troepen in de omgeving van Aardenburg op. Tijdens een aanval nemen Spaanse troepen de voorganger van de doopsgezinden, Jacques van Maldeghem, gevangen terwijl hij in een schuur nabij Aardenburg preekt. Hij zit meer dan een jaar vast. Bij de doopsgezinden zit de schrik zit er goed in. Zij verzoeken de Staten-Generaal om hun bijeenkomsten voortaan in Aardenburg te mogen houden. Het verzoek wordt ingewilligd.

Een eigen schuilkerk

Een zolder in een huis op de hoek van de Markt naast het voormalige weeshuis wordt hun nieuwe onderkomen. Deze ruimte is nauwelijks geschikt. In de zomer is het er bloedheet en in de winter ijskoud. Bovendien maakt de groei van de gemeente, door de komst van uitgeweken geloofsgenoten uit Oost- en West-Vlaanderen, de zoektocht naar een groter onderkomen noodzakelijk. Hun oog valt in 1636 op de schuur achter het huis ‘Het Lam’ in de Weststraat. 58 huishoudens brengen ruim 2.200 gulden bijeen. In huidige valuta ca. € 27.500.

 “In de jaere 1636 zo zijn eenige vrienden met Joos d’Hoye en Christiaan van Eeghen verackoordeert dat men de schuire staande achter het huys “het Lam” zoude gebruiken tot een vermaenhuys en is daarom bij verschillende lieden gekocht. Temeer also het meeste vertim mert zijnde zoo is naerderhand goed gevonden ende verstaan bestemt ende geconsenteert dat degene die het huys eerst hadde gekost terzelfde zoude geven aan de gemeynte ende dat men zoude omgaan om te bezien wie er meer wilde geven ende is ten 2de zelfde reize gedaan also het huys meer koste als geschikt was.”

 Uit: Zeeuws Archief, Archief van de Doopsgezinde Gemeente Aardenburg.

In 1643 probeert het stadsbestuur de doopsgezinden opnieuw uit Aardenburg te weren. Ditmaal is hun argument dat vijandelijke soldaten vermomd als doopsgezinden de stad zouden kunnen binnenkomen. Bovendien wonen hun voorgangers, Boudewijn de Meijer en Charel Smet, in Den Biezen. Ze kunnen hun diensten in hun voormalige vermaanhuis houden. Het stadsbestuur haalt bakzeil. Ook in de volgende decennia zijn er conflicten. In 1672 komt hier evenwel een eind aan.

De berenning van Aardenburg in 1672 (zie foto boven) 

 In 1672 krijgt de Republiek van verschillende kanten aanvallen te verduren en dreigt het onderspit te delven in de strijd tegen Engeland, Frankrijk, Münster en Keulen. Een deel van de Franse troepenmacht trekt op richting Aardenburg, dat in slechte staat van verdediging verkeert. Toch wil het stadsbestuur de vesting verdedigen met enkele compagnieën voetvolk, gesteund door enige honderden burgers. Ook doopsgezinden helpen mee, niet door de wapens op te nemen, maar door het verlenen van hand- en spandiensten. De aanval van de Fransen wordt afgeslagen. Het manmoedig gedrag van de doopsgezinden wordt beloond. Er worden geen belemmeringen meer opgeworpen en plagerijen ebben weg. De doopsgezinden worden meer en meer geaccepteerd.

Een kleinere gemeenschap

In het laatste kwart van de 17e eeuw verliest ook de doopsgezinde gemeente in Aardenburg veel leden. Velen trekken om economische redenen verder Zeeland in of gaan naar Holland. Na 1700 leeft de kleiner geworden gemeente in alle stilheid voort, een enkele maal opgeschrikt door bijzondere gebeurtenissen.

Het revolutionaire Frankrijk lijft eind 18e eeuw Zeeuws-Vlaanderen in en verklaart alle kerkelijke goederen verbeurd. De doopsgezinden in Aardenburg weten echter hun bezittingen te behouden door ze tijdig onder te brengen in een vereniging genaamd Mennoniete Sociëteit.

Na het vertrek van de Fransen kampt de doopsgezinde gemeente met fraude en financieel wanbeheer. Begin 19e eeuw ontwikkelt de toenmalige predikant, Pieter Roelofs Beerta, nauwelijks initiatieven. Van 1825 tot 1852 is er geen enkele kerkenraadsvergadering. De Algemene Doopsgezinde Sociëteit stelt na het overlijden van Beerta orde op zaken.

De gemeente blijkt veel rijker te zijn dan vermoed. Ze heeft veel landerijen in eigendom, vooral gelegen in Den Biezen. Deze landerijen zijn afkomstig van doopsgezinden die ze bij testament of op andere wijze aan de kerk hebben vermaakt. Ze worden veelal verpacht. Daardoor kan de doopsgezinde gemeente, waarvan het ledental sinds 1800 is teruggelopen tot een honderdtal, nog steeds een eigen predikant en een pastorie onderhouden. 

Maatschappelijke betrokkenheid

In 1961 wordt de Van Eeghenstichting opgericht. Deze stichting bouwt in 1964-1965 een vakantie- en conferentieoord, het Van Eeghenhuis. (Broederschapshuis) Om dit te kunnen bekostigen worden gronden verkocht. Doel van de stichting is mensen in een goede sfeer hun vakantie te laten doorbrengen en vanuit doopsgezinde visie vormingswerk te verrichten. Na jaren van bloei neemt de belangstelling af en worden de exploitatiekosten van het Van Eeghenhuis te groot. Uiteindelijk komt er een einde aan dit initiatief in 1989.

 Van Eghenhuis 1964 – 1989.

Doopsgezinden nu

 De Doopsgezinde Gemeente Aardenburg is een vrije geloofsgemeenschap met een ondogmatisch karakter. Ze probeert op haar eigen manier een steentje bij te dragen aan een wereld met meer liefde, vrede en gerechtigheid. Ieders persoonlijk antwoord op het evangelie van Jezus Christus staat voorop. 

De gemeente maakt deel uit van de Algemene Doopsgezinde Broederschap, die landelijk ongeveer 8.000 belijdende leden telt. De doopsgezinden zijn ervan overtuigd dat alleen kleine groepen een verschil kunnen maken. Velen zijn actief in de ontwikkelingshulp, de vredesbeweging en de sociale sector. Landelijk houdt de broederschap vast aan een zelfstandig voortbestaan. Dopersen maken in tegenstelling tot hervormden, gereformeerden en lutheranen geen deel uit van de Protestantse Kerk in Nederland. Ze participeert wel in allerlei vormen van oecumene. Zo zijn de doopsgezinden actief lid van de landelijke Raad van Kerken.

Ook in Aardenburg wordt samengewerkt met katholieken en protestanten. Op regelmatige basis zijn er gezamenlijke vieringen. Bovendien is er een vormings- en toerustingsprogramma ontstaan. Met culturele en maatschappelijke organisaties worden activiteiten opgezet. In een tijd waarin veel kerken kleiner worden en veranderen, wordt steeds gezocht naar plekken waar “de Geest” waait.